Blog

Dubbelinterview

In Thuis in Papendrecht verscheen een leuk interview over ons allebei. Je kunt het interview hieronder lezen. Natuurlijk was Caro ook van de partij!

Mysteries, misdaden en andere verhalen

Schrijversechtpaar Marian Werkman (57) en Marco Knauff (60) delen niet alleen de liefde voor elkaar, maar ook de passie voor het vertellen van verhalen. Nieuwe werelden creëren met woorden. Dat is wat deze Papendrechtse auteurs betreft het mooiste wat er is. Ze schrijven wat ze zelf graag zouden lezen. En met succes. Hun boeken en verhalen verkopen goed en inmiddels hebben ze een flinke schare fans in heel Nederland. Voor alle al bestaande en toekomstige liefhebbers hebben ze goed nieuws: er komen nieuwe boeken en herziene uitgaven van al hun eerdere werken aan (en dat zijn er best wat).

Marco: “Natuurlijk lezen we elkaars verhalen en geven we elkaar feedback, maar we schrijven onze eigen boeken vanuit onze eigen werkkamer, niet samen. We hebben wel allebei een grote voorliefde voor spannende verhalen. Marian heeft meerdere detectives geschreven en ik heb onder andere de politieserie over Bureau Bermhoven. Mijn thriller ‘Sluiproute’ staat op de boekenlijst voor examenleerlingen van het voortgezet onderwijs. We vinden het overigens allebei ook belangrijk dat er humor zit in onze verhalen.”

Honden
Een belangrijke inspiratiebron voor Marian loopt gewoon bij hen thuis rond. De vrolijke Caro is de derde hond die het echtpaar uit het asiel haalde. Over het leven van hun eerste hond schreef Marian ‘Meneer Maus’ en het vervolg ‘Meer Maus’.  Ik kreeg contact met andere mensen die een hond hadden geadopteerd en besloot hun verhalen op te schrijven in ‘Help, ik heb een asielhond’. Er werd veel aandacht aan deze boeken besteed in kranten en tijdschriften. Maus kwam zelfs op televisie. Later adopteerde ik Dora, een lief oud dametje dat zwervend op straat werd aangetroffen. Over haar schreef ik het boek ‘Een hond uit duizenden’. Dit boek komt binnenkort uit.”

Het begin

De liefde voor boeken en schrijven zat er bij allebei al vroeg in. Marco wilde als kind al schrijver worden. Marian schreef in groep drie al verhaaltjes die ze vervolgens voorlas op school. “Als klein meisje schreef en illustreerde ik verhalen over Tippie en Fikkie, twee hondenvrienden die allerlei avonturen beleefden. In schriftjes leefde ik mijn fantasie uit op papier. Die schriftjes heb ik overigens nog allemaal bewaard. Op de middelbare school was ik een fanatieke reporter van de schoolkrant. Ook op de Pabo sloot ik aan bij de redactie van de schoolkrant. Hier leerde ik Marco kennen. Samen gingen we op pad voor journalistieke reportages over kunst en cultuur. Daar hebben we veel van geleerd. We hebben allebei de Pabo afgemaakt. Maar lang hebben we niet in het onderwijs gewerkt. Schrijven was uiteindelijk toch onze grote liefde.”

In de prijzen
Vijf keer belandde Marco in de top vijf van de Paul Harland Prijs. Met zijn boek ‘Overal schaduwen, overal sterren’ won hij in 2015 de derde prijs. De verfilming van zijn korte verhaal ‘Gisteren, vandaag en morgen’ werd verkozen tot beste film tijdens de NOVA-manifestatie en is vertoond op het UNICA Filmfestival in Zuid-Korea. Ook Marian won meerdere verhalenwedstrijden. Dit leverde publicaties op in diverse bundels. Met ‘Schilder je droom’ won ze de verhalenwedstrijd van het Dordrechts Winterboek. ‘Zoete wraak’ bereikte de shortlist met 26 beste verhalen voor de bundel ‘Verborgen’.  ‘High Tea’, over de verdwijning van Agatha Christie in 1926, behoorde tot de vijf beste verhalen bij de Agatha Christie Whodunnit schrijfwedstrijd. ‘De spiegel’ werd gepubliceerd in een verhalenbundel van Uitgeverij Historische Verhalen. Toevalligerwijs werden voor deze bundel ook een verhaal van Marco en één van Jeanine Erades geselecteerd. Jeanine woont ook in Papendrecht.

Nieuwe boeken en heruitgaven
Nieuwe boeken en verhalen liggen klaar, oudere titels worden in een frisse uitgave herdrukt. Marian: “In het begin was het zoeken naar hoe het werkt in de boekenwereld, maar inmiddels weten we de weg naar de bibliotheken en boekhandels te vinden.” De boeken van het schrijversduo zijn overal verkrijgbaar, online en in de boekwinkels. Dat geldt uiteraard ook voor de heruitgaven en nieuwe boeken die de komende maanden steeds vaker zullen oppoppen. Nieuwe plannen en een hoofd vol verhalen: het lijkt er niet op dat Marian Werkman en Marco Knauff binnenkort hun pennen neerleggen. Hun lezers kunnen zich dus verheugen op nog veel spannende, ontroerende en verrassende boeken. Ook leuk voor de komende feestdagen! 

© Diana Henneken voor Thuis in Papendrecht

Boeken in de bieb

De bibliotheek in mijn woonplaats heeft de lokale schrijvers in het zonnetje gezet. In een speciale kast staan boeken die gepubliceerd zijn door auteurs uit Papendrecht.

Ook mijn boeken zijn er te zien en te lenen, net als die van Marco. Niet alle titels staan erbij, aangezien die nu bij iemand thuis zijn om gelezen te worden. Een leuk initiatief in deze Boekenweek! En voor wie liever onze boeken op de e-reader leent: ook via de bibliotheken zijn alle titels beschikbaar als e-book.

Tante Pos

PTT, PTT Post, TPG, TNT, PostNL en wie weet wat voor benamingen er nog meer komen: onze befaamde posterijen hebben al heel wat logootjes moeten veranderen. De firma die onze brieven verstuurt, is al jaren een hot issue. Van rood gingen ze naar oranje; het officiële uniform werd vervangen door hypermoderne afritsbroeken en poloshirts. In plaats van vaste postbodes die je van verre herkende, kozen ze bij de grote reorganisatie ineens voor de flexwerkers die zoveel goedkoper zijn…

Vaak wanneer ik een brief of kaart in de brievenbus van het postkantoor vlak bij ons huis gooi, denk ik met weemoed terug aan die tijden van weleer: ook ik ben zo’n vier jaar lang postbode bij de toenmalige PTT geweest.

Ik weet nog hoe zenuwachtig ik was vanwege mijn eerste echte sollicitatie. Als kersvers studentje op het HBO was me ter ore gekomen dat ik promotie kon maken van de kassa bij AH naar het vrijbuiterleven van de stoere brievenbezorger. Omdat ik een echte liefhebber van het buitenleven ben, leek het me een geweldige switch. Tot mijn grote blijdschap werd ik aangenomen. Achttien jaar jong en voor dag en dauw opstaan om de post bij de mensen thuis te bezorgen, ik vond het geweldig!

We waren met allemaal studenten. Er werden nogal wat eisen aan de vakantiewerkers gesteld. Ze moesten een prima cv en goede referenties hebben. Kunnen hoofdrekenen was een must, aangezien we regelmatig geld zouden innen bij particulieren en bedrijfjes. Daarnaast was verantwoordelijkheidsbesef belangrijk, evenals collegialiteit en gevoel voor samenwerking.

De eerste dag kreeg ik meteen mijn vuurdoop: het stroomde van de regen. Mijn route lag in de mooie binnenstad van mijn woonplaats, vol oude huizen die er al sinds eeuwen stonden, maar ook moderne flats waar het flink puffen was om boven te komen. Ik werd drie dagen lang begeleid door een professionele PTT-er. Een doorgewinterde postbode die de meeste tijd zweeg en op de bagagedrager van zijn fiets met een peuk in zijn mond lijdzaam zat te wachten tot ik eindelijk de hele straat van brieven had voorzien.

Ik leerde snel: het op kantoor in de open sorteerkast gooien van enveloppen, het op- en afstraten met behulp van een op nummer gerangschikte soort brievenhouder, zodat alles in de juiste volgorde kwam te staan, pakketjes sorteren en aangetekende brieven afhandelen volgens de juiste methode. De stapels brieven en kaarten nam ik in bundels mee. Niet alleen in mijn fietstassen, maar ook per postkarretje. Urenlang kon je mij in de vakanties uittekenen achter mijn postkar, door weer en wind.

Het was behoorlijk zwaar om als studente met astma elke dag om kwart voor vijf op te staan, zodat ik om half zes op kantoor arriveerde om vervolgens twee wijken te sorteren en te lopen. De eerste ’s ochtends en de tweede vroeg in de middag na de lunch. Maar ik heb veel leuke dingen meegemaakt. Het was heel apart om in een echte mannenwereld te werken. In die tijd liepen er weinig vrouwelijke postbezorgers rond en ik vormde met nog enkele dames bijna een bezienswaardigheid. Ook moesten we de heren af en toe duidelijk maken dat we niet van chocolade waren.

Onder mijn klanten waren vriendelijke moedertjes, nette zakenlui en aardige winkeliers. Maar ook nukkige verpleegsters die ik om elf uur in de ochtend wakker belde, bijterige honden die een heel eind achter me aan renden voor ze het opgaven, en warrige types die telkens vroegen of ik geen post voor ze had, terwijl ik die net had bezorgd. Om maar niet te spreken over het harige vierpotige mormel achter de brievenbus van de seksshop die elke keer de aanmaningen van de belastingdienst verscheurde. Toen er noodweer uitbrak nodigde de manager van Doe Maar, het Goede Doel en later Bløf me uit om in zijn pand bij te komen met een kopje thee. Dat sloeg ik niet af, al moest ik me eerst bevrijden uit mijn dichtgesnoerde regenpak. Onder de indruk keek ik aan de tafel om me heen naar al die gouden platen aan de muur, terwijl ik mijn druipnatte handen aan de mok warmde. Het zijn leuke momenten die ik nog altijd koester.

En dan die dag dat een boze chef het kantoor in stormde met een gekreukeld postpakket. ‘Wie heeft dit gedaan?’ waren zijn barse woorden.

Alle medewerkers werden op slag stil en staarden angstvallig naar het rood aangelopen gezicht van meneer de directeur. Al snel bleek wat er aan de hand was: een van de vakantiestudenten had een lp bij een klant moeten bezorgen. Omdat de klant niet opendeed, besloot de student het pakket maar door de brievenbus te duwen…

Iedereen die weet hoe groot een brievenbus en een lp normaal gesproken zijn, kan één en één bij elkaar optellen: de lp bleek na het doordrukken enkele inches kleiner gemaakt te zijn en was niet meer bruikbaar. Ik vergeet nooit meer het boze gezicht van de chef toen hij foeterde dat de student kon gaan dokken. En nog erger, hij kreeg een aantekening op zijn cv die er niet om loog.

Na vier intensieve jaren vond ik het welletjes bij de posterijen. Ik was klaar met mijn studie en dus klaar voor ander werk. En hoewel men mij op kantoor, waar ik inmiddels ook avonddiensten draaide en pakketpost aan de balie afhandelde, vroeg of ik misschien toch verder wilde bij de PTT, vond ik het goed zo. Met veel plezier kijk ik terug op die tijd. Jammer dat je toen nog geen sociale media en smartphones had. Dan was er vast nog een foto geweest van mij achter mijn karretje. Tante Pos in hoogst eigen persoon, zo jong als ik was moet dat een grappig gezicht zijn geweest.

Mooie recensie

De boekrecensie van NBD/Biblion van Verborgen is binnen. Het is een hele mooie recensie en dat is goed nieuws. NBD/Biblion zorgt voor de verspreiding van boeken in de bibliotheken. Vanaf nu kun je het boek daar dus lenen of reserveren.

‘Spannende verhalen die je volledig opslokken en niet meer loslaten: dat is wat deze bundel te bieden heeft. De korte verhalen, van verschillende auteurs, gaan over moord, heftige ongelukken en dramatische momenten. Van een verhaal over een moeder die een moord pleegt op de onenightstand van haar zoon tot aan een verhaal over een vrouw die uit jaloezie en afgunst het nieuwe vriendje van de jongen op wie ze verliefd is voor dood laat liggen. De opdracht aan de auteurs van deze verhalenwedstrijd was verhalen te schrijven over heftige gebeurtenissen die het daglicht niet kunnen verdragen. Deze 26 als beste beoordeelde verhalen zijn inhoudelijk verschillend, maar wel allemaal op een spannende, meeslepende en vlotte manier geschreven. Geschikt voor een breed publiek.’

Winnaar Dordrechts Winterboek

Marian Werkman uit Papendrecht heeft vorige week de schrijfwedstrijd bij boekhandel Vos & Van der Leer te Dordrecht gewonnen.

De wedstrijd werd gehouden in het kader van de officiële boekpresentatie van het Dordrechts Winterboek. Dit leuke boek is een initiatief van schrijfster Caty Groen en staat vol verhalen, gedichten, puzzels, spelletjes, foto’s, recepten en mooie illustraties in het teken van Dordrecht in de winter.

Aan het boek was een schrijfwedstrijd verbonden. Auteurs werden uitgedaagd om tijdens de warme zomer een winterverhaal te schrijven dat zich afspeelt in Dordrecht. Velen gebruikten hun fantasie en inspiratie voor een mooie, spannende of ontroerende vertelling. De 30 beste verhalen en gedichten kregen een plaats in het Dordrechts Winterboek.

De schrijfwedstrijd is gewonnen door Marian Werkman uit Papendrecht. Haar verhaal over een bijzondere ontmoeting in het Dordrechts Museum wist de jury onder leiding van AD-journalist Kees Thies te raken.

‘Schilder je droom’ is een sfeervolle wintervertelling over afscheid nemen en opnieuw beginnen, met een kunstzinnig tintje. Een eervolle vermelding ging naar Nelleke Wander voor haar gedicht Winterse Wolwevershaven. De opkomst van belangstellenden was groot en het niveau van de verhalen hoog, aldus een enthousiaste jury.

Het Dordrechts Winterboek is volledig in kleur uitgegeven en bij Vos & Van der Leer verkrijgbaar in een speciale verpakking. Dit boek in blik met prachtige pentekeningen van Jan Hensema is leuk om cadeau te geven of zelf urenlang mee bezig te zijn tijdens koude winterdagen.

Op de foto staan van links naar rechts Jan Hensema, Nelleke Wander, Caty Groen, Marian Werkman en Kees Thies.

Bron: De Klaroen

Tring!

Elke hond die uit het asiel komt, heeft natuurlijk al het een en ander meegemaakt. Jammer genoeg weten zijn nieuwe baasjes meestal niet hoe het precies zat in het verleden van hun nieuwe viervoeter. Zo ook bij mij. Ik kan niet tegen harde geluiden, en zelfs als mijn vrouwtje zachtjes ‘nee’ zegt tegen iemand, schrik ik zo dat ik helemaal in elkaar duik.

‘Dat woord hebben ze duidelijk vaak tegen haar gebruikt,’ zegt ze. In gesprekken op straat probeert ze ‘nee’ daarom zo veel mogelijk te vermijden. Ze wil niet dat ik bang ben, maar juist moedig word. Toen laatst een ander vrouwtje haar hond met een keihard ‘nee’ terechtwees, raakte ik in paniek. Marian moest alle zeilen bijzetten om me duidelijk te maken dat die ‘nee’ niet voor mij bestemd was. Sinds die tijd loop ik het liefst een straatje om wanneer ik dat mopperende vrouwtje met haar hond tegenkom.

Zo’n asielverleden heeft ook grappige kanten. Ik reageer bijvoorbeeld op de deurbel. Geen punt, zou je zeggen. Een hond mag best even van zich laten horen als er aangebeld wordt. Maar ik blaf bij de verkeerde bel!
Telkens als het televisieprogramma Met het mes op tafel wordt uitgezonden ga ik flink tekeer zodra ik ‘tring’ hoor. Logisch, mijn vroegere deurbel klonk net zo. Bij een spannende detective hoorde ik precies hetzelfde geluid toen de politie op de stoep stond om de dader van een moord te ontmaskeren. ‘Tring!’ en mijn baasjes wisten niet meer hoe het verhaal verderging.

‘Woef, woef, woef!’ riep ik door de kamer. ‘Ik weet dat jullie voor de deur staan.’
Marian schudde haar hoofd. ‘Caro, stop er nou eens mee. Dat is niet hier. Dat is op televisie.’
Conditionering noemen ze dat met een deftig woord. Ik doe het alleen bij de zuivere tring. Niet bij een lage bel of een melodietje, en zeker niet bij een gong.

Laten de M&M’s nou net een deurbel hebben met een vrolijk Big Ben-deuntje. De eerste dagen zat ik geïnteresseerd te kijken als er werd aangebeld. Ik gaf geen kik. ’s Avonds bij dat quizprogramma was het daarentegen wel weer raak. Ik loeide als een sirene.
Toch leerde ik langzamerhand mijn nieuwe deurbel te herkennen. Telkens als het Big Ben-riedeltje klonk, stonden mijn baasjes op en stapten er mensen de gang binnen. Ik telde één en één bij elkaar op en ja hoor: bij de Big Ben liet ik ook van me horen. ‘Waf!’

Het viel me alleen de laatste tijd op dat de bel niet meer ging. In plaats daarvan bonkten de mensen op de ramen. Ik schrok me telkens wezenloos. ‘Bonk bonk bonk’, ook buiten Sinterklaastijd.
‘Doet de bel het niet meer?’ vroeg de visite.
‘Verrek, nu u het zegt,’ zei mijn vrouwtje.
Ze kocht nieuwe batterijen en plaatste ze in het doosje van de bel. Hij deed het welgeteld twee dagen, daarna begon het gebonk opnieuw. ‘Uw bel doet het niet,’ zei de postbode. ‘Ik dacht, laat ik maar even op de deur trommelen.’

Dat kon zo niet langer. Niet alleen ik schrok me wezenloos, ook de M&M’s vlogen overeind als het weer eens zover was.
Marian besloot een nieuwe bel te kopen. ‘Wat zijn die dingen duur!’ zei ze, terwijl ze het zwarte elektronische kastje uittestte.
Ik hoorde allerlei leuke melodietjes. ‘Pling plong, tingelingeling, trrrrr, tiedeliedelie,’ er was genoeg keus met die moderne deurbel.

‘Caro reageert helemaal niet,’ merkte Marco op. Nee, waarom zou ik. Die liedjes waren grappig, ik hield mijn kop helemaal scheef om te luisteren. Maar luidkeels blaffen deed ik pas ’s avonds weer, bij Met het mes op tafel.

Mijn vrouwtje zuchtte heel diep. ‘Wanneer leer je nou eens dat wij een andere bel hebben, Caro? Wij hebben geen tring, dat weet je toch!’
Tja, moeten ze het me maar niet zo moeilijk maken. Als ze nou eens één vaste melodie instellen, dan is het voor mij veel duidelijker.

Ze zijn in elk geval hard op weg. Die moderne bel is namelijk alweer verdwenen. Mijn vrouwtje ontdekte dat er niet alleen een batterij in het kastje van de Big Ben moest, maar ook in de drukker op de deur.
‘Ai, hoe kon ik dat over het hoofd zien,’ verontschuldigde ze zich nog. ‘Daarom deed hij het dus niet.’
Ze kocht een nieuwe batterij en ja, hoor: daar klonk de Big Ben weer.

Nu moet ik ze nog even vertellen dat ze voorlopig geen kennisquiz of detectives meer kijken, zodat ik mijn vertrouwde tring vergeet. Anders leer ik het nooit af!

© Pootje van Caro

Tippie en Fikkie

3-TF-en-kikker-700

ijdens de lezing in de Maand van het Spannende Boek vertelde ik hoe ik als klein meisje al graag boeken schreef. Natuurlijk niet met een professionele cover en binnenwerk, maar in schriftjes die we kochten bij de HEMA of de Zeeman. Ook een schrijfster moet uiteraard bescheiden beginnen. Gewapend met een doos viltstiften en de parkerpen die ik op mijn vijfde van mijn vader kreeg (en die ik nog altijd koester), verzon ik op papier allerlei geheimzinnige verhalen.

Meestal gingen die over Tippie en Fikkie, twee hondenvrienden met avontuurlijke inslag. Zij reisden ’s nachts naar Kauwgomballenland, hadden een supersonische vliegende auto waar James Bond jaloers op zou zijn, en voetbalden met vrienden in de gangen van het ziekenhuis. Ze kregen daar overigens patat met kroketten en werden op en top vertroeteld, zodat hun verblijf zelfs leuk te noemen was.

Mijn creativiteit werd extra gevoed door mijn fantasierijke vader. ’s Avonds voor het slapengaan, las hij vaak voor uit de boeken van Richard Scarry. Allerlei dieren speelden in deze typisch Engelse verhalen een rol. De teksten over Hukkie de kat, de drie kleine Varkentjes en de familie Konijn werden begeleid door humoristische en kleurrijke afbeeldingen. Favoriet bij mijn broer en mij was Rinus Rups, die tegenwoordig overigens Wim Worm heet. Hij wrong zich letterlijk in allerlei bochten en kwam in komische situaties terecht. Vaak bedacht mijn vader zelf dialogen en nieuwe invallen om alles telkens een andere draai te geven.

Nog vaker verzon mijn vader zijn eigen verhalen. Daarin gingen Tippie en Fikkie op jacht naar boeven die diamanten hadden gestolen. Ze haalden de pers en politie erbij, of werden meesterspion en kropen in de kofferbak van de auto van de boeven om stiekem te kijken waar ze naartoe reden. Zonder mobieltjes nog, maar ze hadden wel walkie talkies bij zich om contact te houden. Razend spannend vond ik dat, en omdat mijn vader ook spookverhalen vertelde, was het niet altijd even geschikt voor een goede nachtrust.

Waarschijnlijk is daar al de kiem gelegd voor mijn voorkeur voor mysterieuze en enge verhalen, die ik graag voorzag van illustraties in mijn HEMA-manuscripten. Daarnaast belandden in mijn schriftjes ook alledaagse belevenissen, waarin Tippie en Fikkie naar school gingen, ijs aten op een warme zomerdag en kampioen werden met turnen, een sport die bij mijzelf nooit verder ging dan een onhandige duik – inclusief verstuiking – over de bok en de kast. Natuurlijk werd mijn werk al geredigeerd door mijn ouders, die mij vakkundig uitlegden dat een pagina lang tik-tak-tik-tak-tik-tak om aan te geven dat er een wekker tikte, iets te veel van het goede was.

Tippie en Fikkie raakten verweven met mijn leven, gedurende mijn jonge jeugd maakten ze mee wat ik zelf meemaakte, of ze deden juist dingen die ik nooit zou kunnen, zoals de halve wereld over reizen.

2-TF-en-Vis-700

Later bracht ik mijn eerste officiële Tippie en Fikkie prentenboek uit. Het boek kreeg nauwelijks een kans, omdat ik het had uitgebracht bij een internetuitgever die er niet meer van wist te maken dan een duur folderboekje van liggend A5-formaat. In werkelijkheid zijn de schilderijen die ik maakte behoorlijk groot. Voor een nieuw prentenboek liggen er zelfs nog zo’n twintig nieuwe schilderijen klaar, maar ik besloot me alleen nog toe te leggen op schrijven. Heel af en toe kriebelt het wel, en denk ik erover om weer aan de slag te gaan met mijn jeugdvrienden. Ze zijn altijd bij me gebleven en hebben de grondslag gelegd voor het latere schrijfwerk. Van kleine pentekeningen tot echte acrylverfschilderijen met vrolijke teksten… het blijft bijzonder om te zien hoe de twee vindingrijke vrienden zijn geëvolueerd tot persoonlijke helden die bij mij het schrijven in gang hebben gezet.

Mysterieuze verdwijning boven water

ACcolumn1

Toen uitgeverij Luitingh-Sijthoff een schrijfwedstrijd organiseerde, besloot ik me aan deze uitdaging te wagen. De opdracht was niet makkelijk, maar wel helemaal in mijn straatje: het verhaal moest gaan over de verdwijning van Agatha Christie. Na een turbulente periode verdween zij in 1926 elf dagen lang. Nog altijd is niet duidelijk wat er in die tijd met haar is gebeurd. Voer voor echte speurders dus!

Er waren nogal wat voorwaarden aan de wedstrijd verbonden. Zo moest het verhaal zich in die periode afspelen, moesten de feiten over haar leven natuurlijk kloppen en moest het een whodunnit zijn (whodunit in het Nederlands), een spannend verhaal waarin een moordzaak werd opgelost. Het aantal woorden moest liggen tussen de 8.000 en 10.000.

Talloze opties vlogen door mijn gedachten. Uiteindelijk koos ik voor het plan om mijn verhaal zo Engels mogelijk te houden. Dat betekende dat er aan het begin een moord werd gepleegd en de lezer mee kon zoeken naar de moordenaar. Ook spelen typisch Engelse elementen een rol. De gebeurtenissen, de personages, de setting, de Roaring Twenties, de gebruiken, de ironie… zelfs de titel High Tea was niet zomaar gekozen. Daarbij veranderde ik enkele feiten een beetje, bedoeld als humor voor insiders.

Uiteraard vertelde ik terloops wat meer over het leven van Agatha Christie. Zij heeft buitengewoon boeiende dingen meegemaakt, maar ook diverse ups en downs gekend. De geboorte van haar dochter, de scheiding van haar man, haar ontwikkeling als detectiveschrijfster, de dood van haar moeder en de ontmoeting met haar nieuwe man zorgden voor een bewogen levensgeschiedenis. In deze tijd zou men haar geëmancipeerd hebben genoemd, aangezien ze een bekende schrijfster was en ook nog eens van wereldreizen hield. Heel opvallend voor een vrouw in de eerste helft van de twintigste eeuw!

Voor de hand had gelegen dat ik haar naar het buitenland liet vluchten omdat ze haar hectische bestaan zat was, maar dit deed ik bewust niet. Toch blijft het interessant om te lezen hoe men in die tijd reisde. Agatha komt zelfs voor in het boek dat Philipp Vandenberg schreef over Howard Carter, de bekende Egyptoloog. De schrijfster ontmoet in een scène de hoofdpersoon. Ook Egypte had immers haar belangstelling!

Het was heel leuk om mee te doen aan de wedstrijd. Nog leuker werd het toen ik hoorde dat mijn verhaal bij de vijf beste inzendingen op de shortlist was beland. Er was al sprake van een uitgeefcontract voor een nieuwe, nog te schrijven detective of thriller.

Helaas kon alles niet doorgaan vanwege de onzekere boekenmarkt. De uitgever wilde geen risico’s nemen en bracht zelfs niet de beloofde verhalenbundel uit, omdat ze vermoedden dat er niet genoeg geïnteresseerden zouden zijn. Een andere uitgever nam het stokje over, maar nadat zij mij vertelden dat ze mijn verhaal absoluut in een bundel wilden plaatsen en ik flink overleg voerde, hoorde ik plotseling niks meer. Niet leuk om zo onbeleefd behandeld te worden, maar ook niet erg, want nu breng ik mijn detective over de verdwijning van Agatha Christie in 1926 gewoon zelf uit.

Het bijzondere is dat korte tijd na sluiting van de wedstrijd de oplossing van Agatha’s verdwijning boven water kwam: ‘Agatha Christie’s surfing secret revealed’ stond er te lezen in de Guardian van de zomer van 2011. Het klinkt wat gewoontjes, maar voor die tijd was het dat beslist niet. Agatha surfte al enige tijd in onder andere Zuid-Afrika en Hawaï en zij was later een van de pioniers die begonnen met rechtop surfen. Een echte waaghals dus.

Vermoedelijk was ze in de periode van haar verdwijning niet bezig met het oplossen van een moord of privéprobleem, maar met een ontspannen partijtje balanceren op de plank. Het zou weer een hele andere invalshoek voor een verhaal kunnen vormen. Maar ik houd toch graag de idylle van de whodunnit in stand. Hoe meer mysterie hoe beter. Alhoewel een surfende detectiveschrijfster natuurlijk ook genoeg geheimen kan hebben; dat bleek maar weer eens!

De verjaardag van mijn vader

11 april was de verjaardag van mijn vader. In november 2002 overleed hij op 75-jarige leeftijd. De laatste zes jaar sleet hij in zijn eigen wereldje in een verpleeghuis aan de rivier.
Mijn vader was dement geworden.

Op een dag, toen ik twaalf was, kon hij plotseling niet meer uit bed komen. Een hersenbloeding. Mijn verstandelijk gehandicapte broer Jan en ik moesten hem in bedwang houden.
‘Blijven jullie bij hem,’ zei mijn moeder. ‘Dan kan ik beneden de ambulance bellen.’

Voor mij was het al lastig te begrijpen, Jan snapte er helemaal niks van. Waarom riep papa steeds dat hij uit bed was gegooid? Wat was er gebeurd met de vader die altijd meehielp in de speeltuin, met de zeepkistenrace en met judo- en damwedstrijden? Hoe moest het nu verder als hij ons niet meer kon supporten?

Nadat de ambulance arriveerde, tilden ziekenbroeders mijn vader op de brancard. Ik zie nog hoe ze hem de trap af droegen. ‘Daar ga ik dan,’ mompelde hij met angstige blik.

Dagen van spanning volgden. Zou hij het redden?
Ja. Het duurde tien weken van dagelijks op en neer rijden naar Utrecht, waar hij in het ziekenhuis lag. Daarna wisten ze meer. Pa zou voor altijd verlamd blijven. We gingen ziekenhuis in en uit en later volgde het revalidatiecentrum. Een raar wereldje. Tussen de tentamens en huiswerkopdrachten door praatte ik op een zonnig terras met vooral oudere mensen die hun levensverhaal kwijt wilden. Het was weer eens iets anders dan uitgaan en feestvieren.

Eenmaal thuis toerde mijn vader in zijn rolstoel door de omgeving. Hij kreeg nieuwe contacten en praatte met de oude mannetjes in het winkelcentrum. Ook dat was even wennen: van bedrijfsleider op de chocoladeafdeling bij Jamin tot de gangmaker van de hangouderen van de stad… de carrièreswitch van mijn vader was opvallend.

Het zorgen voor hem en mijn broer viel niet altijd even makkelijk. Mijn moeder moest geregeld weg en ik zette dan koffie, maakte eten, deed spelletjes met mijn broer en hielp mijn vader naar de wc. Dat laatste vond ik soms wat gênant, maar we maakten er meestal een grapje om. ‘Laat die broekriem maar zitten, daar zien ze toch niks van als ik mijn trui erover doe,’ bedacht mijn vader.
En toen hij met zijn lamme been uitgleed over de tegels omdat hij op sokken rond schuifelde, ving ik hem net op tijd op zodat zijn achterhoofd niet tegen de vloer sloeg.

Moeilijk vond ik het ook me goed op school te concentreren. Aan mijn rapporten viel de eerste jaren niks te merken, maar studeren bleek lastig als je ondertussen moest luisteren of alles wel goed ging beneden.
‘Wat ben je aan het doen pa?’ vroeg ik boven aan de trap wanneer ik hem achterdochtig in de kastjes hoorde snuffelen. ‘Is alles in orde?’
Om het zekere voor het onzekere te nemen, liep ik weg bij mijn boeken en schriften zodat ik hem rustig terug kon begeleiden naar de bank waar hij altijd zat. Daar had hij wel zin in een kopje koffie, of hij luisterde naar zijn favoriete programma Adres onbekend.

De laatste twee jaar op school eisten de omstandigheden hun tol. Toch lukte het me te slagen, ondanks het wattenbollengevoel in mijn hoofd. Logisch, want menig nacht ging pa uit zwerven om met veel lawaai in de badkamer terecht te komen. De rusteloosheid sloeg langzaam bij hem toe. Echt gepuberd heb ik niet, ik zette mijn eigen dingen vaak opzij zodat ik zo goed mogelijk mee kon helpen. Op school was er nooit aandacht voor, zelfs niet toen mijn moeder een keer om een gesprek vroeg.
‘Ach, het gaat toch goed zo?’ zei de decaan.

Het moeilijkste vond ik wel dat het leek of iedereen een vader had die zijn zoon of dochter naar schoolfeestjes of sportwedstrijden bracht. Ik werd vindingrijk genoeg om alles zelf te regelen, maar op een keer na een avond in de disco mijmerde ik hoe het zou zijn als mijn vader me zou ophalen. Ik snapte niet dat mijn klasgenoten dat zo vreselijk vonden, ik zou niets liever willen!

Humor hield ons op de been. Soms, als hij zich verdrietig voelde, imiteerden we mijn vader tot hij de slappe lach kreeg. Jan en ik hinkelden met zijn stok rond of gaven er een gitaarsolo op weg. Andersom leverde mijn vader graag commentaar op mijn kleding en haardracht – is dat nou punk of sta je onder stroom? – en de rare schoolopdrachten waarbij we op de PABO draadjes wol om verwarmingsbuizen moesten binden.

Hij noemde me altijd Marjanneke, voor hem bleef ik zijn kleine meid, zelfs toen ik na mijn afstuderen ging werken. Zijn motto was: bij twijfel niet doen. Dat heb ik voor altijd in mijn oren geknoopt.

Er viel weinig meer te lachen toen opname in het verpleeghuis noodzakelijk bleek. Papa reageerde nogal eens agressief. Het werd te zwaar voor mijn moeder en zijn gedrag was te onvoorspelbaar. Eenmaal in het verpleeghuis ging het snel slechter met zijn geheugen. Toch duurde het nog zo’n zes jaar voordat het einde zich aankondigde.

In een zonovergoten kamer zat ik op een snikhete dag alleen met mijn vader. Hij ademde zwaar en moeizaam. Onbereikbaar leek hij. Ik voerde hem vla waarvan zo te ruiken de houdbaarheidsdatum duidelijk was verstreken. Maar wat maakte het uit als dat het enige was wat hij nog lustte?

We zwegen alleen nog maar. Alles was gezegd. Zo hebben we een halfuurtje gezeten. Ik hoefde niets meer te vertellen over mijn leven. Dat ik was getrouwd, dat we een hond hadden, dat ik in een andere plaats woonde en helemaal met de boot naar het verpleeghuis was gevaren. Daarbuiten was die andere wereld, de wereld van zon en strand en ijsjes en waterdruppels op je wang, de wereld die mijn vader al lang geleden had verlaten.

Plotseling pakte hij mijn hand. Met alle kracht die hij in zich had trok hij me naar zich toe. Bedachtzaam streek hij over mijn arm. Het was alsof hij me iets duidelijk wilde maken. Ik streelde ten antwoord zacht over de haartjes op zijn arm. Ze waren als babydons. Hij leek zo broos en kwetsbaar in dat grote bed midden in de “sterfkamer”.

We hadden oogcontact en papa zei zomaar uit het niets: ‘Zeg me, heb ik het goed gedaan? Marjanneke, heb ik het goed gedaan?’
Keer op keer herhaalde hij die vraag.
Met tranen in mijn ogen antwoordde ik: ‘Ja, pa, maak je daar geen zorgen over. Op jouw manier heb je het goed gedaan.’

Papa leefde nog een paar maanden op, daarna was het kaarsje echt uit. In mijn herinnering is hij niet de man met die vreselijke ziekte, maar de vader die langs de kant stond om me te aan te moedigen.

Ergens hoop ik dat hij dat nog altijd doet bij zijn “Marjanneke”.

Op de radio

Radio heb ik altijd een heel leuk medium gevonden. Als kind wilde ik naast schrijfster graag dj worden. Regelmatig maakte ik eigen mijn eigen radioprogramma. Ik plaatste diverse cassetterecorders bij elkaar zodat ik muziek kon opnemen van het ene apparaat naar het andere, terwijl ik alles aan elkaar praatte.

Mijn broer kwam langs als speciale studiogast. Hij deed alle rollen zelf – van zanger tot Ome Joop – en ik speelde voor nieuwslezer, reclamevrouw, muziekkenner en imitator. Af en toe sprongen Tippie en Fikkie bij, zodat ik wat extra afwisseling kon aanbrengen. Al bleek dat niet bevorderlijk voor mijn stem: het geluid van Tippie vormt een mengeling tussen Supergrover en Ernie van Sesamstraat.

Dj werd ik niet, maar ik luister dagelijks naar de radio. Vroeger switchte ik zelfs van radio 1 naar 3 en dan weer terug naar radio Caroline, waar ze lekker veel alternatieve muziek draaiden. In mijn agenda hield ik lijstjes bij van mijn favoriete programma’s. De Dik Voor Mekaarshow op zaterdag, rockconcerten bij Hubert van Hoof op zondagavond, De Verrukkelijke 15 op dinsdag, het Weeshuis van de Hits op woensdag en de Soulshow op donderdagavond. En dan om 23 uur niet vergeten te luisteren naar ‘Met het oog op morgen’, via het zakradiootje dat altijd bij mijn bed lag. Van mobieltjes hadden we immers nog nooit gehoord.

Toen een oud-collega mij belde om te vragen of hij mij op mocht interviewen voor zijn radioprogramma, zei ik dan ook meteen ‘ja’. Ik wilde zo’n studio weleens van dichtbij bekijken. Ver hoefde ik er niet voor te reizen, de lokale zender zit in het gebouw van een oude school in onze woonplaats. Daar mocht ik plaatsnemen achter een tafel in een kleine ruimte. Aanwezig waren de hoofdredacteur, de dj, de interviewer en ik. Rond zes uur zaten we gemoedelijk naast elkaar bij het mengpaneel te wachten tot het nieuws, de reclame en de ellenlange filemeldingen voorbij waren. Als ik mocht spreken brandde er een grote rode lamp.

Het interview ging over De vergeten jaren. Het was erg leuk om te vertellen over mijn passie. Hoe komt nou zo’n verhaal tot stand en hoe zet je als schrijver je creatieve ideeën op papier. Dat ik een voorkeur heb voor het spannende genre, mag duidelijk zijn. De vergeten jaren heeft een detectiveachtige opzet, hoofdpersoon Eveline ontdekt steeds meer geheimzinnige zaken waar zij in haar jeugd geen flauw vermoeden van had. Of toch wel? Aan het einde blijkt namelijk dat er meer aan de hand was dan in eerste instantie lijkt. Het is belangrijk tussen de regels door te lezen.
Daarbij bevat het een thema waar veel mensen mee te maken krijgen: dementie. Ik wilde door middel van een toegankelijk en spannend verhaal de lezers steun geven bij het verwerkingsproces. Ambitieus, dat zeker. Maar het doet me goed wanneer ik reacties krijg van lezers die geraakt zijn, of van mensen die weer verder kunnen met hun leven.

Vrijwel altijd krijg ik de vraag of het allemaal waargebeurd is. Nee, het verhaal is volledig aan mijn fantasie ontsproten. Ik ben dus niet de hoofdpersoon. Wel heeft de ziekte van mijn vader de inspiratie gegeven om een aangrijpend boek over dementie te schrijven. Want aangrijpend is het beslist, ik heb van dichtbij meegemaakt hoe mijn vader langzaam zijn geheugen verloor. Maar hij was geen architect, zoals meneer Molenaar uit het boek. Mijn vader was bedrijfsleider bij Jamin, hij werkte daar op de chocoladeafdeling. En ik kom uit een heel ander gezin dan dochter Eveline. Zij heeft één broer, wij zijn met vijf kinderen. Mijn moeder verschilt ook erg met Claire, die ik bewust niet op haar heb laten lijken.

Het is wonderlijk dat mensen vaak denken dat een boek volledig autobiografisch is. Uiteraard heb ik beschreven hoe het voor de vader is om in een verpleeghuis te wonen. En sommige jeugdherinneringen van Eefje hebben beslist raakvlakken met de mijne. Maar dat is dan ook alles.

Ik maakte eens mee dat een vrouw me aanklampte en zei: ‘Gisteren heb ik je uitgebreid gegoogeld en je vader ook, maar ik kan helemaal niks vinden over een architect met de naam Molenaar en ook niet over jouw beroep als illustratrice.’

Dan moest ik benadrukken dat Eveline illustratrice is, niet ik. Jammer dat de lezeres zoveel vergeefse energie had besteed aan het speuren op internet, maar we konden er samen hartelijk om lachen.

In de uitzending mocht ik drie songs laten horen. Ik koos voor de nummers uit De vergeten jaren, die zo toepasselijk zijn bij de tekst. Mirjam Zomer met haar detectivebureau kwam nog aan bod, evenals het boek over asielhonden. Voor mij was het bijzonder om een uur te kunnen vertellen over mijn boeken. En dat niet alleen: eindelijk kon ik me ook een beetje dj voelen!